Onderzoek ADR: Geen ongeoorloofde beïnvloeding inspectierapporten vastgesteld
De Inspectie Justitie en Veiligheid is verheugd dat de Auditdienst Rijk (ADR) niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is geweest van ongeoorloofde beïnvloeding bij vier inspectierapporten. De minister van Justitie en Veiligheid vroeg de dienst die rapporten te onderzoeken na meldingen dat daarbij de onafhankelijkheid van de Inspectie JenV in het geding zou zijn geweest.
Volgens de ADR hebben er wel interventies plaatsgevonden met een schijn van ongeoorloofde beïnvloeding. Daardoor zijn deze rapporten minder kritisch van toon en/of inhoud geworden, aldus de dienst. De ADR geeft niet aan in welke rapporten wat is aangepast. Inspecteur-generaal Henk Korvinus van de Inspectie JenV betreurt dat de ADR dit niet doet. "Dat maakt een inhoudelijke en concrete reactie van onze kant moeilijk.”
Vanuit haar onafhankelijke positie bepaalt de Inspectie JenV zelf of zij suggesties of interventies verwerkt in haar rapporten, aldus Korvinus. "Zij doet dit indien de kwaliteit en de impact van het onderzoek er bij gebaat zijn. Ik vind het teleurstellend dat de ADR niet heeft kunnen achterhalen of die interventies met het oog daarop zijn gedaan.” Eventuele aanpassingen worden al jaren vermeld in de rapporten of erbij, als bijlage. Zo kan iedereen nagaan wat is gedaan met suggesties en interventies.
Korvinus kijkt met een ‘positieve blik’ naar de aanbevelingen die de ADR geeft aan de Inspectie JenV. "We zien die als mogelijkheid om de kwaliteit van ons werk te verhogen. Zoals we stellen in ons Meerjarenperspectief 2021-2024: wij willen een lerende organisatie zijn.”
Een aantal van die aanbevelingen heeft de Inspectie JenV al in gang gezet. Zo actualiseert zij haar protocol voor de werkwijze. Daarin wordt ook vastgelegd wie welke rol heeft in contacten met de Inspectie JenV. Daarbij gaat het er bijvoorbeeld om wanneer en hoe uitvoeringsorganisaties en beleidsdirecties van het ministerie betrokken worden bij een onderzoek.
Daarnaast zal de inspecteur-generaal de ADR-aanbevelingen onder de aandacht brengen van de andere rijksinspecties via hun samenwerkingsverband -de Inspectieraad – omdat deze ook voor hen van belang kunnen zijn. Hij ziet dit ADR-onderzoek als sluitstuk van een periode die de Inspectie JenV achter zich heeft gelaten.