Kwaliteit hulp door zorginstellingen Rotterdam bij kwetsbaar kind moet beter
De Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Inspectie Veiligheid en Justitie oordelen dat betrokken organisaties en professionals in Rotterdam Schiebroek geen verantwoorde hulp boden of organiseerden aan een jong kind. Hierdoor was de veiligheid van het kind anderhalf jaar onvoldoende gewaarborgd.
Aanleiding
In maart 2016 ontvingen de inspecties een melding van een calamiteit in Rotterdam. De politie trof een 3-jarig kind ernstig verwaarloosd aan in een woning bij een verwarde ouder. Omdat er hulpverleners betrokken waren bij het gezin, vinden de inspecties het van groot belang om het handelen van organisaties en professionals nauwkeurig te onderzoeken. De inspecties concluderen dat de betrokken hulpverleners hun werkwijze moeten aanpassen. Inmiddels loopt een strafrechtelijk onderzoek naar de ouder.
Onderzoek
Het onderzoek van de inspecties richtte zich op de kwaliteit van de hulpverlening vanaf september 2014 tot aan maart 2016. Voor het onderzoek is informatie opgevraagd bij alle betrokken organisaties en professionals. Er is dossieronderzoek verricht en er zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van alle betrokken organisaties. De voortgang van het lopende onderzoek werd afgestemd met het Openbaar Ministerie.
Het onderzoek is gedaan aan de hand van de thema’s uitvoering hulpverlening en veiligheid uit het Toetsingskader Verantwoorde Hulp voor Jeugd en de vigerende wet- en regelgeving en professionele richtlijnen op het gebied van de jeugdhulp, Veilig Thuis en gezondheidszorg.
Oordeel
In Nederland geldt het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Hierin staat dat de belangen van het kind altijd de eerste overweging moeten zijn. Bij de betrokken organisaties en hulpverleners stond het kind niet centraal en het belang van het kind niet voorop. De psychische problematiek van de ouder brachten veiligheidsrisico’s met zich mee voor het kwetsbare kind. Het kind had vanwege een verstoorde motorische ontwikkeling extra zorg nodig. De ouder hield de hulpverleners grotendeels buiten de deur. Geen van de betrokken organisaties inventariseerde en analyseerde hoe groot de risico’s waren in de thuissituatie en wat deze risico’s betekenden voor de ontwikkeling en veiligheid van het kind. Bovendien werd informatie onvoldoende gedeeld, zowel binnen als tussen organisaties. De jeugdbeschermer is in het laatste half jaar van de ondertoezichtstelling nalatig geweest.
Verbeterpunten
De inspecties verwachten van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Raad voor de Kinderbescherming, Centrum voor Jeugd en Gezin Rijnmond, Bavo Europoort en Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond, dat zij alle in het rapport genoemde verbeterpunten uitwerken in concrete maatregelen. Dit moet binnen drie maanden na het verschijnen van het rapport.
Vervolg
De inspecties beoordelen of de verbeterplannen gericht zijn op de geconstateerde tekortkomingen, of de plannen voldoende waarborgen bevatten om te kunnen slagen en of voldoende vaart zit in de aanpak van de tekortkomingen. De inspecties verwachten dat betrokken instanties zes maanden na het verschijnen van het rapport met een interne audit toetsen of de benodigde verbeteringen zijn doorgevoerd. Afhankelijk van de kwaliteit en de uitkomsten van deze audit toetsen de inspecties of de benodigde verbeteringen zijn doorgevoerd en of verdere interventies nodig zijn.