Wantrouwen en onvoldoende regie in terugkeerproces Armeense kinderen
Terugkeer van vreemdelingen is een gevoelige zaak. Voor een zorgvuldig verloop moeten betrokken partijen op elkaar kunnen vertrouwen. Dat ging mis in het vertrekproces van de Armeense kinderen Lili en Howick. Door onvoldoende regie, onderling wantrouwen en het niet nakomen van afspraken is dit proces op onderdelen niet zorgvuldig uitgevoerd. Dat maakte deze zaak beladen voor alle betrokkenen. Dit blijkt uit een onderzoek naar de werkwijze van betrokken organisaties dat de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) heeft verricht op verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De kinderen zouden op zaterdag 8 september 2018 worden uitgezet naar Armenië, hun land van herkomst. Twee weken daarvoor had de Raad van State geoordeeld dat ze niet in Nederland mochten blijven. Zij zouden in Armenië bij hun moeder gaan wonen. Zij was zonder haar kinderen al eerder uitgezet; uniek voor Nederland. Het voorgenomen vertrek van Lili en Howick zorgde voor beroering in het land. Er was veel politieke en maatschappelijke druk om hen hier te laten.
In de nacht voor hun geplande uitzetting verdwenen de kinderen. Voogdijinstelling Nidos, die hen onder haar hoede had, stelde niet te weten waar ze waren. De politie kon hen niet vinden. Met het oog op hun veiligheid verleende de staatssecretaris de kinderen een verblijfsvergunning. Kort na dit bericht kwamen zij boven water.
Onvoldoende regie
De Inspectie JenV oordeelt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), de justitiële organisatie die het vertrek van vreemdelingen regelt, onvoldoende regie heeft gehouden bij het toezicht op de kinderen. De DT&V wilde hen niet in bewaring zetten omdat ze dit schadelijk achtte voor deze kinderen. Daarom was ervoor gekozen dat Nidos tot hun uitzetting 24/7 op de kinderen zou letten. Deze voogdijorganisatie had echter niet de bevoegdheid de kinderen op te leggen om bij de jeugdbeschermers blijven. De DT&V had in dat licht bezien niet met die afspraak moeten instemmen.
De voogdijinstelling kwam vervolgens diverse afspraken niet na. Zo spraken de DT&V en Nidos af dat de kinderen in een safehouse van Nidos zouden verblijven en niet in het huis van de grootouders. Dit adres was bekend bij sympathisanten en ze waren al eerder uit dit huis verdwenen. Daags voor het geplande vertrek bracht Nidos de kinderen er tegen de afspraken in toch naar toe om afscheid te nemen en om spullen op te halen. Ook tegen de afspraken in, meldde Nidos dit niet aan de DT&V. Eenmaal bij de grootouders verdwenen de kinderen met onbekende bestemming. De precieze toedracht rondom de verdwijning blijft onduidelijk. Het politieonderzoek biedt geen inzicht en verklaringen hierover van Nidos-medewerkers zijn inconsistent.
Politie
De politie heeft haar werk rond de verdwijning onvoldoende effectief uitgevoerd, concludeert de Inspectie JenV. Leidinggevenden van diverse eenheden werkten langs elkaar heen bij de inzet van medewerkers. Over de status van de verdwijning verschilden de opvattingen: betrof het sec een vermissing of ook een strafbaar feit wegens onttrekking van minderjarigen aan het wettig gezag waarbij een grotere politie-inzet hoort. Door deze onduidelijkheid was er onnodig tijdverlies, zijn belangrijke aanknopingspunten gemist en is niet alles in het werk gesteld om de kinderen te kunnen vinden. Eenduidige sturing en een totaaloverzicht van de acties ontbraken. De communicatie verliep op diverse punten niet goed. Agenten die bij het huis van de grootouders stonden, kregen de onduidelijke opdracht dat ze ‘een oogje in het zeil moesten houden’. Zij informeerden hun leiding en meldkamer in eerste instantie niet dat Lili en Howick daar waren.
Opvang
De DT&V had volgens de regels adequate opvang georganiseerd voor de kinderen in Armenië. Hetgeen de Raad van State bevestigde in een uitspraak. Desondanks ging Nidos zelf nog naar Armenië om er onder meer de huisvesting en scholing te controleren. Nidos hanteerde hierbij eigen opvattingen over adequate opvang vanwege de zorg die zij voor de kinderen had. De voogdijinstelling besprak dit verschil van inzicht niet met het Directoraat-Generaal Migratie (DGM) van het ministerie Justitie en Veiligheid terwijl ze dit wel had moeten doen volgens de subsidieregels. De DT&V nam onvoldoende regie door hierover niet inhoudelijk met Nidos te spreken.
Herstel vertrouwen
De Inspectie JenV adviseert de DT&V haar regierol steviger op te pakken en er zo voor te zorgen dat elke partij in het vertrekproces doet wat zij moet doen. Onderling wantrouwen speelde in deze zaak een grote rol, aldus de Inspectie JenV. Dit wantrouwen was slecht voor de samenwerking en schaadde een effectief vertrekproces. De Inspectie JenV beveelt de DT&V, Nidos en DGM aan om te werken aan herstel van het onderlinge vertrouwen. Aan de DT&V, Nidos en DGM geeft ze de aanbeveling om afspraken na te komen en met elkaar te overleggen bij verschil van mening. Ook dient de uitvoering van het terugkeerproces duidelijker beschreven te worden. Daarbij dient ook het begrip ‘adequate opvang’ uitgelegd te worden en moet omschreven worden welke rol Nidos hierin eventueel kan spelen.
De Inspectie geeft de politie de aanbeveling om afspraken te maken over sturing en het uitwisselen van informatie binnen en tussen de eenheden.