Opzet eerste deelonderzoek naar rol jeugdbescherming bij gedupeerde toeslaggezinnen

Hebben gezinnen die gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire vaker te maken gekregen met een kinderbeschermingsmaatregel dan andere - niet gedupeerde - ouders? Deze vraag staat centraal in het eerste deelonderzoek dat de Inspectie Justitie en Veiligheid uitvoert in samenwerking met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Zij publiceren vandaag hun opzet voor dit deelonderzoek.

De inspecties willen nagaan of het falen van de overheid in de kinderopvangtoeslagenaffaire doorwerkte in de jeugdbescherming. De toeslagenaffaire heeft systeemfouten blootgelegd in wetgeving, uitvoering en rechtspraak. Vanaf 2005 werden tienduizenden ouders onterecht verdacht van fraude met kinderopvangtoeslag. Zij moesten veel geld terugbetalen aan de Belastingdienst en kwamen hierdoor in de problemen. Overheid en rechtspraak beschermden hen hier niet tegen. De grondbeginselen van de rechtstaat zijn hierdoor geschonden. 

Rol jeugdbescherming

De inspecties onderzoeken de rol van de jeugdbescherming bij gedupeerde gezinnen. Dat doen zij in twee deelonderzoeken. Het eerste deel gaat over de getalsmatige kant van het onderzoek: hoe vaak kregen gedupeerde toeslaggezinnen te maken met de jeugdbescherming? Was dat wel of niet vaker dan bij gezinnen die géén slachtoffer waren van de toeslagaffaire? 
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bracht vorig jaar oktober naar buiten dat tussen 2015 en 2019 naar schatting 1.115 kinderen van gedupeerde gezinnen uit huis zijn geplaatst, nadat een rechter bepaalde dat zo’n maatregel nodig was. Met alleen deze gegevens kan echter niet vastgesteld worden of dat bij deze gezinnen vaker gebeurde dan bij niet-gedupeerde gezinnen. Evenmin hoe het zit met andere kinderbeschermingsmaatregelen dan uithuisplaatsingen, zoals de maatregel die het gezag van de ouders opheft. Meer onderzoek naar deze aantallen moet daarover helderheid geven. De inspecties hebben het CBS gevraagd voor dit eerste deelonderzoek statistische gegevens aan te leveren. Het CBS brengt nu in kaart wat voor informatie nodig is zodat er betrouwbare statistische vergelijkingen gemaakt kunnen worden.
De inspecties zoeken vervolgens in hun tweede deelonderzoek uit welke factoren een rol speelden bij de kinderbeschermingsmaatregelen waar gedupeerde gezinnen mee te maken kregen. Zij onderzoeken of die factoren ook golden voor niet-gedupeerde gezinnen. Dit tweede deelonderzoek bouwt voort op de resultaten uit het eerste deelonderzoek. De inspecties willen met de beide deelonderzoeken inzicht bieden in -mogelijk problematische- mechanismen van het jeugdbeschermingsstelsel. 
Bij beide deelonderzoeken gaan de inspecties gedupeerde gezinnen betrekken en externe deskundigen op het gebied van bijvoorbeeld statistische methoden en technieken, de kinderopvangtoeslagenaffaire, de jeugdbescherming en het non-discriminatierecht. 
De inspecties verwachten tot het einde van 2022 nodig te hebben voor het gehele onderzoek. Dat zal daarna op hun websites gepubliceerd worden. In de tussentijd is de voortgang ervan op de website van de Inspectie JenV te volgen.
 

Individuele situaties

De gemeenten zijn voor alle (mogelijk) gedupeerde ouders en kinderen het eerste aanspreekpunt in individuele situaties. De inspecties zijn niet bevoegd om te bepalen of kinderbeschermingsmaatregelen in individuele situaties terecht zijn opgelegd. Evenmin onderzoeken zij de mogelijkheden voor terugplaatsing van kinderen die uit huis zijn geplaatst.

Klein kind staat op de rug gezien voorovergebogen uit het raam naar buiten te kijken met de handjes op de vensterbank.
Beeld: ©Inspectie JenV