CTER pareert gekende dreiging effectief; minder succesvol in proactief optreden
Het informatieknooppunt Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER) bij de Landelijke Eenheid van de politie kan een concrete, gekende dreiging effectief tegengaan. Zijn proactieve rol zoals inzicht verkrijgen in terroristische netwerken voert CTER echter niet volledig uit. Dit komt omdat binnen het cluster de samenwerking niet goed is en een gezamenlijke opvatting over taken en de uitvoering ervan ontbreekt. Intern leidt dit tot zodanige spanningen en conflicten dat de werkomgeving voor sommige mensen onveilig voelt, concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in het tweede deelonderzoek over misstanden bij de Landelijke Eenheid (LE); het CTER-deel.
Na terroristische aanslagen in Frankrijk en België moesten onder grote politieke druk drie LE-diensten gaan samenwerken; als deel van het nationale antwoord op internationaal terrorisme. Vanuit de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO), de Dienst Specialistische Operaties (DSO) en de Dienst Landelijke Recherche (DLR) wordt vanaf 2017 samengewerkt in het CTER-cluster om de wederzijdse expertise op dat terrein bij elkaar te brengen. Door intensiever samen te werken zouden mogelijke aanslagen kunnen worden voorkomen, was de gedachte. Maar binnen de gehele LE is samenwerken niet vanzelfsprekend, blijkt uit inspectieonderzoek. De cultuur van eilandjes-denken en eigenbelang werkt door binnen het CTER-cluster.
Samenwerking en taakopvatting
Uit het onderzoek blijkt dat de diensten in CTER geen gemeenschappelijke opvatting hebben over wat het cluster zou moeten doen. Daardoor worden rollen, taken en verantwoordelijkheden gebrekkig ingevuld. Omdat niet is bepaald welke doelen en taken voorrang moeten krijgen, wordt niet eenduidig gestuurd. Hierdoor is een situatie ontstaan waarin weliswaar invulling wordt gegeven aan het opsporen van personen van wie bekend is dat zij bezig zijn met het voorbereiden van terroristische activiteiten, maar slechts in mindere mate aandacht wordt besteed aan het proactief in kaart brengen van individuen en groeperingen voordat zij in die fase komen.
De tegenstelling in opvattingen over hoe het werk van het CTER-cluster moet worden uitgevoerd, leidt ook tot spanningen op de werkvloer. In sommige teams ervaren mensen een onveilige werkomgeving. Zo hebben medewerkers die van DLIO en DSO komen het gevoel niet gelijkwaardig te zijn aan de DLR-collega’s. DLR-medewerkers vinden dat de andere diensten ondersteunend moeten zijn aan hen.
Het management van DLIO, DLR en DSO besteedt momenteel meer aandacht aan denken vanuit een collectief belang en wat dit voor de CTER-samenwerking betekent. Het wil een gelijkwaardigere verhouding tussen de drie diensten. Dat vereist een cultuuromslag die tijd kost, aldus de Inspectie JenV. Zij doet een aantal aanbevelingen aan de korpschef van politie om meer balans te brengen in de taken van het CTER-cluster en om grip te krijgen op werksituatie daarbinnen. Zo beveelt zij aan meer aandacht te besteden aan de proactieve invulling van de CTER-taken.
Onderzoeken naar de LE
Het onderzoek naar CTER is een van de drie deelonderzoeken die de Inspectie JenV uitvoert naar de LE. De Inspectie JenV begon haar onderzoeken nadat zij signalen binnenkreeg over ongewenst gedrag, een verkeerde stijl van leiderschap en onprofessioneel handelen bij enkele onderdelen van de LE: DLIO, DSO en CTER. Het DLIO-onderzoek is begin dit jaar gepubliceerd, het DSO-onderzoek loopt nog. Na publicatie daarvan volgt een beschouwing over de gehele Landelijke Eenheid.